Tapijtstructuren

Velours tapijten hebben een glad, fluweelachtig oppervlak met een elegante, rechte uitstraling. Perfect voor knusse omgevingen die weinig belopen worden.

Saxonytapijten lijken op velours tapijten, maar hebben een langere pool met meer textuur. Kenmerkend voor een saxony is het punteffect waarbij de uiteinden van de polen duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Deze variant is geschikt voor diverse omgevingen die weinig belopen worden.

Bij frisé zijn de tapijtvezels in elkaar gedraaid en krullen ze in verschillende richtingen. Dat geeft het tapijt een getextureerde look en zorgt ervoor dat voetafdrukken minder zichtbaar zijn. Geschikt voor ruimtes die intensief gebruikt worden.

Shagtapijten zijn vergelijkbaar met frisé, maar hebben een veel hogere pool met meer textuur. Dit zorgt voor een speelse, nonchalante look dat ideaal is voor knusse omgevingen.

Bij een tapijt met een vlakke lussenpool (bouclé) zijn alle lussen even hoog, waardoor een uniform oppervlak ontstaat. Het is een slijtvast en duurzaam tapijt dat perfect is voor drukbezochte ruimtes.

Bij deze afwerking variëren de lussen in hoogte. Dat creëert een meer gevarieerde, informele uitstraling met boeiende textuurcontrasten.

Een berbertapijt herken je aan de kenmerkende vlekjes en textuur. Het is vernoemd naar de Afrikaanse en Aziatische stammen die de techniek ontwikkelden.

Bij deze tapijten worden de lussen op verschillende hoogtes getuft. Vervolgens wordt bij de hoge lussen de top afgeschoren, terwijl de lage lussen intact blijven. Het resultaat is een oppervlak met een hoog/laag structuur dat voetafdrukken en vuil verbergt.

Bij willekeurig geschoren tapijten worden de lussen willekeurig doorgesneden, waardoor een oppervlak met een organische textuur ontstaat.